17 november 2022

Box 3: gaan we betalen voor gerealiseerde winst of gegroeide waarde?

Door: Reyersen van Buuren Vastgoedbeleggingen

Box 3 gaat op de schop: over spaargeld betaal je straks minder belasting, over beleggingen meer. Maar hoeveel precies? En wat betekent dat voor uw portefeuille? Fiscalist Luc van Dijk van RechtStaete schetst de scenario’s.

De nieuwe box 3-plannen van de overheid zijn het oude verhaal van het kalf en de put. Van te laat reageren op een veranderde werkelijkheid, vindt Luc van Dijk, belastingadviseur en partner bij RechtStaete Vastgoedadvocaten en Belastingadviseurs in Amsterdam.

“Het oorspronkelijke idee van het box 3 systeem was helemaal niet zo slecht. Het belast niet het vermogen zelf, maar de inkomsten daaruit op basis van een verondersteld rendement. Daarbij worden alle vormen van spaargeld en vermogen meegenomen. Best reëel. Waar het voor een bepaalde, grote groep scheef ging lopen, was dat de Fiscus daarbij een vast, fictief rendement bleef hanteren van 4%, zonder rekening te houden met de veranderende werkelijkheid in de markt en de rentestanden. Zeker toen de rente op spaargeld zelfs negatief werd. De Belastingdienst raakte overstelpt door bezwaarschriften van spaarders die én bij de bank negatieve rente moesten betalen én belasting over een volstrekt denkbeeldig rendement. Ook de Hoge Raad oordeelde dat dat onterecht was. Met als gevolg dat de overheid vele miljarden moet terugstorten. Van Dijk: “Iedereen zag dat lang van tevoren aankomen, er zijn veel rechtszaken over geweest, en van alle kanten klonk de waarschuwing dat dit systeem niet houdbaar is. Maar ja, box 3 gaf een mooie stabiele opbrengst aan de staatskas en de alternatieven waren best lastig. Daarom heeft het ministerie van Financiën het maar laten doormodderen. En ja, dan krijg je dit.”

Twee sporen: belasten van vermogensaangroei of vermogenswinst

Vanaf 2026 komt er – als het lukt – een nieuw systeem. Daarvoor liggen twee ideeën op tafel. Van Dijk: “Het eerste is een vermogenswinstbelasting. Daarbij ga je inkomstenbelasting betalen over de werkelijke inkomsten. Zoals bij vastgoed over de huurinkomsten minus de kosten die je ervoor maakt, en over de winst die je maakt als je vastgoed verkoopt. En idem dito over aandelen. Op zich een helder systeem, met voor de overheid één groot nadeel: bij dit principe is het heel onzeker of en wanneer je de winst uiteindelijk maakt. Daardoor kan de overheid er slecht op begroten. Plus: de belastingopbrengst zal juist in economisch goede tijden hoog zijn, en in slechte tijden laag, terwijl de overheid het liever juist andersom zou hebben.”

Het tweede is een vermogensaanwasbelasting. “Daarbij wil de overheid jaarlijks kijken wat je beleggingen en je vastgoed in waarde zijn gestegen, en over die vermeerdering tezamen met de normale huur-, rente en dividendinkomsten betaal je dan inkomstenbelasting. Dit kan belastingplichtigen voor een enorm probleem stellen. Want deze waardegroei is slechts ‘papieren winst’, terwijl de belasting daarover wel jaarlijks cash betaald moet worden met geld dat mogelijk niet direct voorhanden is. En hoe werkt dat bij waardedaling of verlies, of als je kosten moet maken voor onderhoud of verduurzaming – krijg je die dan ook terug?”

“Vermogenswinstbelasting zou het meest eerlijk zijn”

Welke wordt het?

De eerste vorm, vermogenswinstbelasting, zou volgens Van Dijk het meest eerlijk zijn, nog even afgezien van het gehanteerde tarief. Daarbij belast je immers alleen inkomsten die feitelijk zijn gerealiseerd, op het moment dat die wordt gemaakt. De staatssecretaris van Financiën voelt echter meer voor de andere vorm, weet Van Dijk. “Die levert de meest constante inkomstenstroom voor de schatkist op.” Voor belastingplichtigen zou dat vervelend uitpakken, zeker als zij straks belasting over papieren winst moeten gaan aftikken met kapitaal dat niet vrij beschikbaar is. Met name zzp’ers die voor hun pensioen beleggen in aandelen, goud of in een tweede huis of appartement voor de verhuur. Ik zie de bui al hangen; dat gaat veel ellende brengen, met lange discussies en rechtszaken.”

Veel specifieke data nodig

Voor beide nieuwe vormen heeft de overheid van elke vermogende veel meer specifieke data nodig dan nu al het geval is. Naast banksaldi en inzicht in alle transacties en waardeontwikkeling in de aandelenportefeuilles moet bij vastgoed naar alle waarschijnlijkheid ook de WOZ-waardeontwikkeling worden meegenomen. De huidige IT-systemen van de Belastingdienst kunnen dat (nog) niet aan, dat vereist een lange aanloop.

Overbruggingsstelsel

Daarom geldt er vanaf 2023 t/m 2025 een overbruggingsstelsel. Van Dijk: “Dat lijkt heel erg op huidige, maar met paar aanpassingen. In dit tijdelijke stelsel komt er voor spaargeld een aparte categorie binnen box 3, waarbij het veronderstelde rendement beter moet aansluiten bij wat de banken aan rente op spaarrekeningen bieden. Dat hadden ze zo’n tien jaar geleden al moeten doen natuurlijk, toen de spaarrentes zo sterk naar beneden gingen. Dit is typisch zo’n maatregel die pas wordt doorgevoerd als hij bijna niet meer nodig is, gezien de renteontwikkeling in de markt.”

Voor alle beleggingen – van aandelen en goud tot vastgoed – blijft de Fiscus werken met een belasting op basis van een verondersteld rendement. Van Dijk: “Daarbij gaat de lat flink omhoog naar 6,17%. Dat doet de overheid omdat men de invoering van deze overbruggingsregeling budgetneutraal wil houden. Beleggers betalen dus straks voor de belasting die de fiscus niet meer bij de spaarders kan ophalen.”

“Heb je vastgoed gefinancierd tegen hogere rente, dan is die slechts gedeeltelijk aftrekbaar.”

Financieringslasten beperkt aftrekbaar

Hoe zit dat straks met schulden gemaakt voor beleggingen, zoals financiering van aandelen of vastgoed, blijven die aftrekbaar? Van Dijk: “Jawel, maar ook daarbij kijkt de fiscus niet naar de werkelijke cijfers van de belastingplichtige, maar gaat zij er voor het gemak vanuit dat iedereen daarvoor eenzelfde rente betaalt die overigens nog moet worden vastgesteld en zou aansluiten bij de gemiddelde rente op woninghypotheken. Heb je met eigen middelen gefinancierd, dan zit je op dit punt relatief gunstig. Heb je daarentegen vastgoed voor een belangrijk deel gefinancierd tegen de recent gestegen rente, dan is je rente in feite slechts gedeeltelijk aftrekbaar. Het veronderstelde rendement wordt in 2023 belast met 32% wat dan tot 2025 zelfs doorstijgt naar 34%. De duimschroeven worden flink aangedraaid. Uit onze berekeningen blijkt dat men er fiscaal zeer veel op achteruit kan gaan, zeker als het werkelijke rendement beperkt is.”

Overbrugging slechts tijdelijk?

Hoewel het overbruggingsstelsel in beginsel tijdelijk is, sluit Van Dijk niet uit dat dit regime langere tijd blijft gelden. “Als het in de praktijk in de visie van de overheid soepel werkt, zou het me niet verbazen als men besluit om het langer door te trekken.”

Het lastige is dat de gevolgen voor de individuele belegger van veel dingen afhangt, je kunt er niet veel algemeens over zeggen. Iedere belegger voor zich moet goed kijken naar de samenstelling van de portefeuille inclusief spaargeld, en kan dan zelf beoordelen wat de impact van de nieuwe regels is. Gunstiger dan nu wordt het zeker niet. Velen gaan erop achteruit, sommigen zelfs zeer stevig, alleen spaarders gaan erop vooruit. Maar dat was feitelijk al zo sinds de uitspraak van de Hoge Raad eind 2021.”

“De kunst is om je portefeuille voor te bereiden op wat er op de langere termijn gunstiger is.”

Voorbereiden op langere termijn

Van Dijk drukt beleggers op het hart om niet acuut hun hele portefeuille om te gooien. “Het overbruggingsstelsel is immers bedoeld als tijdelijk. We weten nog niet genoeg welke keuzes er voor de periode daarna worden gemaakt. Wordt het een vermogensaanwas- of winstbelasting? Kijk vooral waar het uiteindelijk heen gaat. De vermogenswinstbelasting is niet zo heftig, maar de vermogensaanwasbelasting of het doortrekken van het overbruggingsstelsel kunnen zeer vervelende kantjes hebben. De kunst is om je portefeuille voor te bereiden op wat er op de langere termijn gunstiger is, vanuit de fiscaliteit bezien. Uiteraard is de fiscaliteit daarbij niet allesbepalend.”

Woonvastgoed

Voor beleggers in woonvastgoed heeft hij een speciale waarschuwing. “Als Hugo de Jonge het puntensysteem optrekt tot middenhuur, worden veel meer appartementen en woningen gereguleerd dan nu het geval is. Daarvan zal de huuropbrengst stevig dalen terwijl de rentelasten stijgen en deze maar beperkt aftrekbaar is. Bij een teruglopende markt zal het indirecte rendement waarschijnlijk beperkt zijn of zelfs negatief. Dan zal het in de praktijk zeer moeilijk zijn om die veronderstelde 6,17% rendement te maken.”

Participaties in vastgoedfondsen naar bv?

Beter nieuws heeft hij voor BV-ondernemers die in privé deelnemen in vastgoedfondsen. Zij kunnen de impact van de nieuwe maatregelen vrij makkelijk beperken. “Zeker als ze dat hebben gefinancierd met een lening uit hun BV. Dan kun je je participaties eenvoudig overhevelen naar je BV, en daarbij je lening bij de BV aflossen. Heb je zelf een pand op naam staan, dan is dat overhevelen naar de BV niet gunstig omdat je nu 8% en vanaf 2023 10,4% overdrachtsbelasting betaalt. Maar met fondsparticipaties speelt dat probleem veelal niet.”

Scherper kijken

Algemeen adviseert Van Dijk om bij nieuwe beleggingen scherper te kijken naar de financieringskosten en om alert te zijn op eventuele stijgingen van de WOZ-beschikking. Als de aanwas leidend wordt, weegt naar alle waarschijnlijkheid de WOZ-waarde van je vastgoed zwaar mee in je fiscale lasten. Heb je daarnaast veel obligaties in je portefeuille met een relatief lage rente? Ook die kun je fiscaal bezien beter kwijt zijn. Alles wat een relatief laag rendement maakt, wordt feitelijk onaantrekkelijk.”